‘Is dit echt of houden ze ons voor de gek? Die kleuren van de zee, dat kan toch helemaal niet?’ Het is een uitspraak die we vaak herhalen als we de stranden van West-Sicilie verkennen. En die azuurblauwe zee biedt nog veel meer fijns: van vis en zout tot heerlijk dobberen op de lome golven.
‘Klots klots’. Het geluid van zeewater dat tegen een kade slaat. Ik draai me gelukzalig nog een keer om. Niet veel later word ik opnieuw wakker. Dit keer door een oranjerode zonnestraal die door de openstaande luiken mijn kamer binnendringt. Meteen sta ik op en gooi de balkondeuren open. Wauw! Wat een uitzicht. Rotspartijen zoals je ze in Thailand verwacht, steken uit het water omhoog. De kleur van de zee verloopt van lichtgroen naar donkerblauw. En een eenzaam vissersbootje gaat in alle vroegte op pad in de hoop wat vis te vangen. Mijn eerste kennismaking met West-Sicilie is uiterst positief. Ik verblijf samen met mijn reisgenoot in Scopello, een klein dorp tussen Palermo en Trapani. Om preciezer te zijn: tussen Castellammare en San Vito Lo Capo en pal naast het natuurgebied Zingaro.
Slapen in een oude tonnara
Het hotel waarin we logeren, is een voormalige tonnara, een tonijnvisserij. Omdat de tonijnvangst niet voldoende meer oplevert, is de tonnara in de jaren ‘80 omgebouwd tot hotel- en appartementencomplex. En dat heeft bijzonder goed uitgepakt. Twaalf appartementen zijn gehuisvest in drie aparte gebouwen. En elk appartement biedt uitzicht op zee. Sterker nog: het complex heeft zijn eigen privébaai! In 1984 werd in deze tonnara de laatste tonijn gevangen. Toen al ging het slecht met de tonijn. Japanners visten de zeeën leeg. Dat deden ze niet alleen – zoals de Sicilianen – tussen april en juni, maar het hele jaar door. Het gevolg: kleine vissen volgroeiden niet en de meeste tonijn haalde de Italiaanse wateren niet eens. De eigenaren van de tonnaro bedachten een creatief plan: de nederzetting in stand houden en er appartementen van maken. Zo gezegd, zo gedaan. Het enige wat nu nog herinnert aan de tijd van weleer, zijn de enorme ankers op het strand en een zaal vol visgereedschap.
Drijven op zout water
Terug naar het heden. Nadat we snel ontbijten met een brioce en een cappuccino, duiken we vanaf onze privésteiger de zee in. De meeste andere gasten slapen nog, dus we hebben het water voor onszelf alleen. Kleine visjes schieten af en toe verdwaasd tegen onze benen aan, terwijl we drijven op het zoute water. La vita e bella! Als we een paar uur later ons strandje verlaten om naar het dorp bovenop de rots te gaan, zijn we erg blij dat we tot de gasten van de tonnara behoren. Het publieke strand, recht naast ons complex, is bomvol toeristen. Voor slechts drie euro per dag verhuren de eigenaars dit stukje paradijs aan zonaanbidders. Volgens locals kun je hier in augustus dan ook beter niet komen omdat het veel te druk is.
‘The top of the sea’
Het centrum van Scopello is klein, maar levendig. Het dorp telt minstens zeven restaurants, twee ijssalons en een aantal leuke winkeltjes. Op het terras van ijssalon Palma Bar raken we aan de praat met de Siciliaanse Erika en haar man Enrico. Trots laat Erika haar trouwring zien. ‘We zijn op honeymoon’, vertelt ze. ‘Gewoon op ons eigen eiland. Waarom zou je ver weg gaan als je hier de allermooiste zee van Italië hebt. We houden enorm van deze streek. De sfeer is lekker laidback, het eten is fantastisch en de natuur is fenomenaal. We zijn begonnen in San Vito Lo Capo. Van daaruit hebben we natuurgebied Zingaro bezocht. Het is daar zo mooi! Nu zijn we twee dagen in Scopello en daarna bezoeken we de zoutmeren bij Mozia en het eiland Favignana.’ Dat is grappig, want het is –op San Vito Lo Capo na- precies de route die wij ook afleggen. ‘Dan heb je de juiste keus gemaakt’, lacht Enrico. ‘Deze route is ‘the top of the sea’.’ Erika en Enrico hebben ook nog wat tips op culinair gebied: ‘Probeer de viscouscous en de busiata a la pesto Trapanese’. Gaan we doen!
Rust en stilte
Maar voordat we gaan eten, boeken we een snorkelexcursie bij duikschool Cetaria. Nog dezelfde middag varen we –gewapend met flippers en snorkels- langs de kust van Zingaro. De kustlijn van dit natuurgebied is maar liefst zeven kilometer lang en kenmerkt zich door ongerepte witte baaien, grotten en hoge kliffen. Maar vooral: rust en stilte. Hier geen volle stranden, maar af en toe een vissersbootje, of wandelaars die van een picknick genieten op een verlaten strandje. Het type toerist hier is anders dan in bijvoorbeeld Cefalu of Taormina. Mensen komen hier voor de rust en de natuurschoon. En ja, ook een beetje voor Brad Pitt en George Clooney. Brad Pitt? George Clooney? ’Jawel, de film Oceans 12 is in 2004 opgenomen in Scopello. Om precies te zijn: in de tonnara.
De kwal en de zwaardvis
In een van de meest helderblauwe delen van de zee, stoppen we voor een snorkelervaring. Hoewel je de onderwaterwereld hier niet kunt vergelijken met de Great Barrier Reef, zijn er toch heel wat vissen te zien. Onze bootmannen wijzen op een wel erg grote vis, vlakbij de boot. ‘Jellyfish’, roepen ze enthousiast. Een kwal dus. En laat ik daar nou net niet van houden. Als een speer ben ik terug in de boot. ‘Not dangerous’, proberen de mannen nog, maar ik ben niet meer over te halen om de kwal van dichtbij te bekijken. Al moet ik toegeven dat hij (veilig) vanaf de boot best mooi was! Als we later terugkomen in Scopello en een trotse visser een zwaardvis van ruim anderhalve meter omhoog houdt, ben ik blij dat ik slechts een kwal ben tegengekomen.’ Die avond staat er zwaardvis (hoe toepasselijk) op het menu. Het smaakt verrukkelijk.
De weg van het zout
Met weemoed nemen we de volgende dag afscheid van Scopello. We rijden richting Trapani, waar de bekende zoutweg, de ‘Via del Sale’, begint. Deze loopt van Trapani naar Marsala en slingert zich langs allerlei bassins vol zeezout. Doordat binnen de zoutbanken een soort veen groeit, is dit een zeer populaire plaats voor broedvogels. We zien zelfs een grote groep flamingo’s. Het is een prachtig gezicht: dat witte zout dat afsteekt tegen de blauwe lucht met aan de horizon kleine zoutmolentjes. De zoutmolens zijn niet meer in gebruik, maar zout wordt nog volop gewonnen. Jaarlijks zo’n 200.000 ton! Het is hard werk. Zongebruinde mannen staan met ontbloot bovenlijf, korte broek en kaplaarzen aan in het zoute water. Een voor een tillen ze kruiwagens zout richting een grote berg. Het verse zout is te koop bij onder andere het zoutmuseum in Nubia. In dit kleine museum leer je iets over de geschiedenis van het zout en kun je vervolgens aanschuiven op het terras voor een heerlijke lunch of een diner.
Op de fiets naar het strand
Vanuit Trapani vertrekt ongeveer elk uur een snelle boot naar Favignana. Binnen een half uur staan we dan ook in de haven. Opvallend is dat de haven wordt gedomineerd door fietsverhuurders. Omdat Favignana klein is en er weinig grote wegen zijn, is de fiets het vervoermiddel op dit eiland. Iets waar veel Nederlanders waarschijnlijk blij mee zijn. We fietsen naar het beroemde strand Cala Rossa. Hier is het dat we uitroepen: ‘Dit kan niet. Die kleuren. Zo blauw!’ Cala Rossa lijkt wel een decor, zo mooi. Na een klautertocht via de rotsen, bereiken we het rotsstrandje. Hoewel je hier niet echt lekker kunt liggen, is het wel de beste plek om van het uitzicht te genieten. Het strand loopt heel langzaam af in zee, waardoor je zelfs twintig meter verderop nog kunt staan. We kunnen moeilijk afscheid nemen van dit prachtige stukje natuur.
Het Afrika van Sicilië
Het landschap van Favignana is totaal anders dan dat van de rest van Sicilië. ‘Afrikaans’, is het woord dat steeds in ons opkomt. Het is droog, er staan veel cactussen en de huizen zijn blokachtig, zonder al te veel ramen. Waarschijnlijk ter bescherming tegen de hitte van de zon. Maar het meest opvallend zijn de turfsteen afgravingen, die je overal op het eiland vindt. Het heeft iets heel desolaats, maar is wel mooi. Hoe anders is Favignana-stad. Hier struikel je over de winkeltjes, restaurants en barretjes. Juist die tegenstelling maakt Favignana interessant. Je kunt de rust, maar ook de drukte opzoeken.
Zwemmen in een grot
De volgende dag staan we vroeg op om de zon te zien opkomen. Als we de haven binnenlopen, spreekt een oude vissersman ons aan. Of we soms zin hebben om met hem een ochtend langs de kust te varen en de grotten van Favignana te zien? We hoeven niet lang over zijn aanbod na te denken. Nadat we onze zwemkleding hebben aangetrokken en wat broodjes hebben gekocht, stappen we bij hem in de boot en gaan op weg. Het is een uiterst relaxt tochtje. De golven zijn rustig, de zee is helder en onze vissersman gooit een lijntje uit. Het zou mooi zijn als de vissen bijten vandaag. Wij duiken ondertussen het water in. Iets verderop is een grot waar we in kunnen zwemmen. Volgens de visser heet deze grot ‘Grotto d’amore’. Waar deze naam vandaan komt, weet hij niet. Het is gewoon zo. Misschien dankt hij zijn naam aan de twee openingen die in het midden samenkomen en waardoor je een rondje kunt zwemmen. Hoe dan ook, het is echt genieten om hier te mogen zwemmen. Als we weer in de boot zitten, varen we verder. Vanaf het water zie je goed hoe grillig en droog de kustlijn is. En hoe weinig huizen er buiten Favignana-stad staan. Langs de kust zie je af en toe een paar kleinschalige hotels, of huizen. Maar Favignana wordt vooral gedomineerd door rotsen en natuur.
Schatten van de zee
Na ruim twee uur varen en zwemmen, worden we weer afgezet in de haven van Favignana-stad. Het is onze laatste middag op Sicilië. Vanavond vliegen we terug vanaf Trapani. We besteden onze laatste uurtjes goed met lekker eten en rondstruinen in de vele kleine winkeltjes. In de tonnara van Antonio Tammaro, een bekende tonijnvisser op Favignana, kopen we een potje rode tonijn en wat zwaardvis. Samen met het zeezout dat we in het zoutmuseum kochten, is dit het perfecte souvenir voor thuis. Zo kunnen we ook in Nederland genieten van de schatten van de Siciliaanse zee.
Dit artikel schreef ik in opdracht van magazine De Smaak van Italië. De pdf van het artikel zoals gepubliceerd zie je hier.